In veel graslanden in veenweidegebied liggen ondiepe greppels, die helpen bij het afvoeren van water. Het is ook mogelijk om diepere greppels aan te leggen, van minstens 60 cm.
Door een greppel te maken, die dieper ligt dan het slootpeil kan water in de zomer vanuit de sloot de greppel inlopen. Het water loopt daardoor het perceel beter in en de grondwaterspiegel in het perceel blijft dan hoger staan. Het effect is vergelijkbaar met onderwaterdrainage: water loopt in de winter sneller de bodem (of het perceel) uit en in de zomer is meer water beschikbaar in het perceel. Doordat het perceel vochtiger blijft in de zomer, wordt bodemdaling geremd. Met greppels is het moeilijker om de beschikbaarheid van grondwater te regelen dan met onderwaterdrainage en daardoor is het effect minder sterk.
Als de bodem een veenpakket is of een kleidek op veen. De vorm van de greppel is makkelijker in stand te houden bij een kleidek op veen.