De bodem heeft een bepaalde drooglegging nodig voor de agrarische functie. Tijdens beweiding of werkzaamheden is een waterpeilverlaging gewenst naar ongeveer 50 tot 60 cm. Zonder beweiding of werkzaamheden kan het waterpeil echter omhoog naar 30 tot 40 cm, Â zonder dat dit de agrarische functie beperkt.
Bij dynamisch peilbeheer verlaagt of verhoogt het waterschap het slootpeil, via stuwen en gemalen. Het ingestelde niveau is afhankelijk van de situatie. Op het moment dat er geen werkzaamheden of beweiding plaatsvinden, is het niet erg als het slootpeil hoger dan gemiddeld/normaal komt te staan. Dat betekent dat een neerslagoverschot beter kan worden opgevangen. De hoeveelheid neerslag die op deze manier kan worden vastgehouden, is nog groter als het waterschap gaat voormalen voordat er neerslag valt. Het slootpeil wordt dan eerst lager dan normaal gemaakt en kan door de neerslag juist bovengemiddeld hoog komen te staan. Grond direct langs de sloot kan daardoor tijdelijk natter zijn, maar in het midden van het perceel is er weinig effect op de grondwaterstand. Deze maatregel draagt daardoor maar heel beperkt bij aan het tegengaan van bodemdaling. In de winter helpt het wel bij het omgaan met wateroverlast.